Chilatherina fasciataWeber, 1913
SoortbeschrijvingZoals met zo veel regenboogvissen geeft Chilatherina fasciata een grote verscheidenheid aan lichaamskleuren en markeringen te zien, afhankelijk van de locatie. Door heel Nieuw-Guinea zijn er natuurlijke barrières die verschillende populaties geïsoleerd hebben, er aldus voor zorgend dat er verschillende kleurvariaties konden ontstaan. Doorgaans hebben ze een lichaamskleur van bruin tot blauwachtig-groen op de bovenste helft van het lichaam, wit tot geelachtig op de onderste helft met een diffuse, donkere midlaterale streep. Schubben in dit gebied zijn vaak begrensd met vaag geel. Mannen hebben gewoonlijk verschillende diffuse zwarte dwarsstrepen op de onderhelft; boven de eerste helft van de anaalvinbasis; de vinnen zijn schemerig grijs tot geelachtig. Mannen zijn doorgaans breder gebouwd dan de vrouwen, een eigenschap die duidelijker wordt naarmate de dieren groter zijn. Bovendien zijn de achterkanten van de rug- en anaalvinnen puntiger en meer uitgetrokken bij de mannen. In tegenstelling tot de mannen, die langere achterste rugvinstralen hebben, hebben de vrouwen de langste vinstralen aan de voorzijde van die vin. Tot slot zijn volwassen mannen kleurrijker dan de vrouwen, vaak met roodachtige of geelachtige rug- en anaalvinnen. Tijdens het paaien wordt de kleur van de mannen zeer intens en de bovenkant van de kop straalt met een helder bronzen tot vermiljoen glans. Vrouwen zijn doorgaans geheel zilver tot olijfgroen met ongekleurde vinnen. Wellicht het meest onderscheidende kenmerk van Chilatherina fasciata is het diepe, zijwaarts samengedrukte lichaam. Een kenmerk dat sterker zichtbaar wordt met de leeftijd, vooral bij de mannen. Mannen kunnen een maximale afmeting van 12 cm halen, maar vrouwen blijven doorgaans onder de 10 cm. Onder het dieet vallen draadalgen, kleine kreeftachtigen, landinsecten (met name mieren en kleine kevertjes) en larven van waterinsecten.
Verspreiding en leefgebiedChilatherina fasciata is waarschijnlijk een van de meest veelvuldig en wijd verspreide regenboogvissen van noordelijk Nieuw-Guinea. Ze zijn aangetroffen in zijrivieren van de Markham River, Ramu River, Sepik River, Neumayer River en Mamberamo River van noordelijk Nieuw-Guinea. Ze zijn ook verzameld uit Lake Wanam, nabij Lae in Papoea-Nieuw-Guinea. Chilatherina fasciata zijn verzameld uit voornamelijk heldere, langzaam stromende regenwoudstromen. Doorgaans bewonen ze diepere poelen waar het zonlicht voor het grootste deel van de dag vrij toegang heeft. Deze stromen hebben een bodem bestaande uit grind of zand en bezaaid met bladeren en ander vuil. De temperatuur ligt tussen 27 en 32 °C met een pH van 6,2 tot 8,1.
OpmerkingenDr. P.N. van Kampen verzamelde als eerste Chilatherina fasciata in juni 1910 in een stroom nabij Njao, West-Papua. Levende exemplaren voor de aquariumhobby werden verzameld door Barry Crockford en Gerald Allen gedurende verschillende reizen naar Papoea-Nieuw-Guinea aan het eind van de jaren '70 en begin jaren '80. Rond 1983 werden ook levende exemplaren verzameld uit de Jafuri River, een uitloper van Lake Sentani, dat uitvloeit in de Stille Oceaan nabij de grens van Papoea-Nieuw-Guinea. Heiko Bleher heeft levende exemplaren voor de aquariumhandel verzameld op verschillende locaties in Nieuw-Guinea. De laatste kleurvariant werd verzameld in 1999 uit Lake Nenggwambu of Lake Kali Biru in West-Papoea. Er is een levendig-stromende uitloop uit het meer, maar geen duidelijke inloop, wat duidt op een ondergrondse verbinding met omringende meren via de kalkstenen ondergrond. Bleher verzamelde alleen mannen en moest nog een keer terug om vrouwen te verzamelen. Deze variëteit heeft een brede oranje streep van de punt van de neus tot de eerste rugvin. Het water was tamelijk helder en de maximale diepte werd geschat op minstens 10 tot 15 meter. Het meer is omringd door secundair bos. Waterplanten waren er in overvloed, maar betrekkelijk weinig soorten. De vissen schoolden het meest samen rond de uitloop, waar de begroeiing zeer dicht was. Glossolepis dorityi werd ook verzameld op deze locatie.
Literatuur- Allen, G.R. (1991). Field guide to the freshwater fishes of New Guinea. Christensen Research Institute, Madang, Papua New Guinea. - Weber, M. (1913). Süsswasserfische aus Niederländisch Süd- und Nord-Neu-Guinea. In: Nova Guinea. Résultats de l'expédition scientifique Néerlandaise à la Nouvelle-Guinée. Zoologie. Leiden. Zool. Nouvelle-Guinée 9(4): 513-613. Bron: Home of the Rainbowfish Auteur: Adrian R. Tappin Vertaling: Jan Altink
|