Melanotaenia eachamensis

Allen en Cross, 1982

 

Melanotaenia eachamensis [Lake Eacham] - © foto: Gunther Schmida

 

Soortbeschrijving

Melanotaenia eachamensis werd aanvankelijk alleen gevonden in Lake Eacham, een kratermeer gelegen op de Atherton Tablelands ongeveer 40 km ten zuidwesten van Cairns in het noorden van Queensland. Het meer heeft een noordoost-zuidwest lengte van ongeveer 1,5 km en is 1 km breed. Het water in het meer is volledig afkomstig uit regen dat binnen de kraterrand valt. Het water van het meer is neutraal met een laag gehalte aan opgeloste zouten, en een watertemperatuur tussen 18 en 28 °C. Het meer is permanent en diep. De diepte fluctueert afhankelijk van het seizoen, waarbij in het natte seizoen een maximale diepte van 65,5 meter is gemeten.

Melanotaenia eachamensis is een kleine regenboogvis. De vis kan een maximale lengte van 8 cm bereiken, maar meestal minder dan 6 cm. De vis heeft een slank en samengedrukt lichaam, waarvan de hoogte toeneemt met de leeftijd. Mannetjes kunnen van de vrouwtjes worden onderscheiden op basis van verschillen in kleur en vorm van de rug-, anaal- en buikvinnen. De oorspronkelijk verzamelde mannetjes van Lake Eacham hadden een totale bronzen lichaamskleuring. De eerste rugvin is gitzwart, terwijl de tweede rug- en anaalvinnen een kastanjebruine verkleuring hadden. Vrouwen waren nogal gewoontjes in vergelijking met de mannen en hadden kleinere meer afgeronde rug- en anaalvinnen.

Gerald Allen verzamelde de regenboogvissen uit het Eacham Meer in 1978 en ze werden in 1982 beschreven als Melanotaenia eachamensis, hoewel het werd beschouwd als zijnde nauw verwant aan de wijdverbreide Melanotaenia splendida. Allen en Kruis beschreven het als nieuwe soort op basis van verschillen in kleur en vorm van het lichaam ten opzichte van de omringende populaties Melanotaenia splendida.

Tijdens ‘officiële’ onderzoeken van Lake Eacham in 1973 en 1974 bestond de visfauna slechts uit Melanotaenia eachamensis, Craterocephalus stercusmuscarum en Mogurnda adspersa. De regenboogvissen waren op dat moment overvloedig aanwezig in het meer, maar gedurende de jaren 80, werden vier inheemse vissoorten (Amniataba percoides, Glossamia Aprion, Nematalosa erebi en Toxotes chatareus) uitgezet in het meer en werd er opgemerkt dat de regenboogvissen niet langer aanwezig waren.

Regenboogvissen in Lake Eacham werden voor het eerst gemeld in 1965, door leden van de Townsville Aquarium Society, maar over het algemeen werden ze beschouwd als niet zo fel gekleurd als de andere regenboogvissen uit de kustgebieden. Ze werden echter nooit verzameld (in ieder geval niet officieel), en er is geen verslag dat ze in die eerste jaren in de hobby werden gehouden. De beschrijving door Allen en Cross van de Melanotaenia eachamensis heeft bijgedragen aan de interesse in het houden van deze vis en gelukkig werden een paar exemplaren gevangen voor de aquarium hobby in 1982.

 

Melanotaenia eachamensis [Walkamin] - © foto: Gunther Schmida

 

In 1987 onderzochten Barlow et al. het meer, maar geen enkele regenboogvis werd gevonden, hoewel de vier geïntroduceerde soorten overvloedig aanwezig waren, dus werden ze gerapporteerd als zijnde uitgestorven in het wild (een aantal overleefden in gevangenschap). Na de melding van hun uitsterven, in november 1989, werden 3.000 ‘Walkamin eachamensis’ van in gevangenschap gefokte exemplaren losgelaten in Lake Eacham, maar geen enkele werd terugvonden bij onderzoeken welke drie maanden later en in 1990 plaatsvonden.

Naast de bovenstaande introducties werden ook Lates calcarifer (Barramundi) gevangen in 1990 en 1991. Hephaistos fuliginosus en Melanotaenia splendida zijn er ook uitgezet en zijn nog steeds aanwezig. Ironisch genoeg is Melanotaenia splendida nu in grote aantallen aanwezig en ook een andere, vermoedelijk geïntroduceerde soort is waargenomen. Al deze vissoorten zijn onofficieel uitgezet in het meer, hoewel het meer gelegen is in een nationaal park en onderdeel uitmaakt van de Wet Tropics World Heritage Area.

Er zijn drie vulkanische meren (Eacham, Barrine en Euramoo) die bij elkaar in de buurt liggen op de Atherton Tablelands. Lake Euramoo heeft een relatief klein verzorgingsgebied van ongeveer 4.500 m2 zonder in- of uitstroom. Het meer heeft een waterdiepte van gemiddeld rond de 20 meter in het noordelijke uiteinde en 16 meter in het zuidelijke einde, hoewel er seizoensgebonden schommelingen in diepte van het water zijn, tussen de 2 en 3 meter. Lake Barrine is gemiddeld 67 meter diep. Het is ongeveer 1 km in doorsnede, heeft een kustlijn van bijna 4,5 km en is de grootste van de natuurlijke vulkanische meren in het gebied. De omgeving van zowel Lake Eacham en Lake Barrine bevatten kreken, die uitmonden in Tinaroo Dam (Barron River), maar zijn niet verbonden met de meren zelf. Beide meren bevinden zich dichtbij het stuwgebied van Tinaroo Dam waarin Wright Creek en Congoo Creek uitmonden. Lake Barrine heeft als er overstromingen zijn verbindingen naar Toohey Creek, een zijrivier van het bovenste gedeelte van de Mulgrave River.

 

Melanotaenia eachamensis [Dirran Creek] - © foto: Gunther Schmida

 

In 1988 werden andere regenboogvissen van onzekere identiteit gevonden in Dirran Creek (Noord Johnstone River) en Lake Euramoo. Lake Barrine bevatte ook regenboogvissen van onzekere identiteit, hoewel deze op dat moment werden bestempeld als Melanotaenia splendida. Echter, in een kort onderzoek van Lake Barrine in 1991 werden talloze Glossamia aprion gevonden, maar geen regenboogvissen. Aangezien Lake Barrine bij overstromingen een aansluiting heeft op het bovenste deel van de Mulgrave River via Toohey Creek, kunnen de regenboogvissen in Lake Barrinen de gewone Melanotaenia splendida zijn. Als de watervallen in het bovenste deel van de Mulgrave Rivier en Toohey Creek kolonisatie door Melanotaenia splendida verhinderen, dan kunnen deze vissen een andere soort zijn. Regenboogvissen uit Lake Euramoo werden geanalyseerd als onderdeel van de genetische studies naar regenboogvissen uit Lake Eacham tijdens de jaren 1990 (Zhu et al. 1998, McGuigan et al. 2000). Er werden echter geen exemplaren uit Lake Barrine opgenomen in de studie aangezien de onderzoekers er geen konden vinden. Een aantal roofzuchtige inheemse vissen zijn ook uitgezet in Lake Barrine. Overigens zijn er nu ook uitgezette inheemse roofdieren te vinden in Dirran Creek.

In 1983 verkreeg ik wildvang exemplaren van een andere regenboogvissoort van onzekere identiteit uit Mobo Crater. Mobo Crater ligt tussen Lake Euramoo en Lake Barrine. Deze vis werd pas in 1999 verspreid binnen de vissenhobby in Australië als Melanotaenia eachamensis (Mobo Crater), maar de wildvang exemplaren leken in niets op de echte Melanotaenia eachamensis. Voor zover ik weet zijn er geen exemplaren uit Mobo Crater opgenomen in een van de bovengenoemde studies. Deze vorm lijkt nu te zijn verdwenen uit het aquariumhobby?

 

Melanotaenia eachamensis [Lake Euramoo] - © foto: Neil Armstrong

 

Naar aanleiding hiervan hebben Crowley en Ivantsoff (1991) elektroforetische analyses uitgevoerd van een aantal van de in gevangenschap gekweekte Lake Eacham regenboogvissen en zij meldden dat geen elektroforetisch onderscheid gemaakt kan worden tussen Melanotaenia eachamensis en Melanotaenia splendida. Studies van Moritz et al. (1995) rapporteerden echter afwijkende conclusies. DNA-analyses van visvangsten uit stroomgebieden grenzend aan Lake Eacham en in gevangenschap gekweekte exemplaren bevestigden Melanotaenia eachamensis als een aparte soort, te onderscheiden van Melanotaenia splendida uit omliggende gebieden. Bovendien vertoonden regenboogvissen van Lake Euramoo en Dirran Creek een ‘zuivere’ afkomst van Melanotaenia eachamensis (Moritz et al., 1995).

Op grond van een analyse van morfologische en meristische kenmerken denken Pusey et al. (1997) dat Melanotaenia eachamensis nog veel verder verspreid is, voorkomend in veel zijrivieren in het hoogland en in een aantal zijrivieren in het laagland en bovendien in vertakkingen van de Noord- en Zuid-Johnstone Rivers; in hooggelegen zijrivieren van de Herbert River; in het bovenste deel van de Tully River en in het bovenste deel van de Daintree River. Aanvullend genetisch werk (Zhu et al. 1998, 2000 McGuigan, McGuigan et al. 2000, Hurwood en Hughes 2001) suggereerde dat ten minste enkele van deze populaties geen Melanotaenia eachamensis zijn maar, óf ongewone varianten van Melanotaenia splendida en/of Melanotaenia utcheensis, óf populaties die allelen (een paar of een reeks genen die een bepaalde positie innemen op een specifiek chromosoom) vertonen van meer dan één soort. Melanotaenia utcheensis werd als een nieuwe soort beschreven in 2000, met bekende populaties in de Utchee Creek, Fisher Creek, Rankin Creek en Short Creek in de stroomgebieden van de Noord- en Zuid-Johnstone Rivers (McGuigan 2000).

 

Melanotaenia sp. [Streets Creek, Kuranda] - © foto: Neil Armstrong

 

Zhu et al. (1998) vond op andere locaties ook populaties die een mix van allelen uit Melanotaenia eachamensis en Melanotaenia splendida bevatten, zoals in een irrigatie-kanaal bij Tinaroo Dam (Walkamin ‘eachamensis’), Streets Creek (Kuranda Reds), bovenste deel van de Barron River en andere zijrivieren van de Noord- en Zuid-Johnstone Rivers zoals Williams Creek en Ithaca Creek. Het vinden van vissen met Melanotaenia eachamensis allelen in de irrigatiekanalen van Tinaroo Dam kan ook betekenen dat deze soorten zich verplaatst hebben naar het bovenste deel van het stroomgebied van de Barron River. De ongewone verdeling van Melanotaenia eachamensis allelen, zoals aangetoond door Zhu et al. (1998) kan ook suggereren dat ze zich naar andere locaties hebben verplaatst, en hieruit rijst de mogelijkheid dat zelfs Lake Eacham niet hun oorspronkelijke habitat is. Er is gesuggereerd dat Melanotaenia utcheensis en Melanotaenia eachamensis de oorspronkelijke bewoners van de regio waren en Melanotaenia splendida relatief recentelijk zijn binnengevallen. De grenzen van alle drie de soorten zijn niet goed omschreven en recent onderzoek geeft de suggestie dat ten minste sommige populaties in de beken van de Cairns-Atherton regio zich hebben gekruist.

 

Melanotaenia sp. [Emu Creek, Atherton] - © foto: Neil Armstrong

 

Over het algemeen evolueren regenboogvissen in verschillende soorten en ondersoorten nadat zij geografisch geïsoleerd zijn geraakt van anderen. Ze passen zich aan aan de verschillende omgevingen, en veranderen door de tijd door het proces van natuurlijke selectie. Geografische populaties van Melanotaenia eachamensis zijn misschien al wel duizenden jaren van elkaar geïsoleerd. Ze hebben geleidelijk lichamelijke aanpassingen ontwikkeld die deze aanpassingen laten zien. Ondanks het onderzoek dat tot op heden is uitgevoerd, blijft echter de specifieke status en de verspreiding van Melanotaenia eachamensis nog steeds onduidelijk.

 

Opmerkingen

In mei 1982 kreeg ik wildvang exemplaren Melanotaenia eachamensis en kweekte ze voor het eerst in september van hetzelfde jaar. Ik onderhield een kleine populatie tot februari 2000 in gevangenschap. Naar mijn mening zien deze ‘genetische’ look-alikes er echter fysiek niet hetzelfde uit als de originele vissen die uit Lake Eacham werden verzameld en die ik zelf vele jaren heb gehouden. Hoewel ik het ermee eens ben dat de regenboogvissen uit Dirran Creek zeer vergelijkbaar zijn, lijkt de rest van de zogenaamde Melanotaenia eachamensis in niets op de originele vis uit Lake Eacham.

Ik heb ook twijfels over de geldigheid van sommige van de ‘Melanotaenia eachamensis’ die nu worden gehouden in de Australische hobby. Het probleem is dat veel van deze look-alikes zijn en worden verspreid en gekweekt onder de overkoepelende naam ‘eachamensis’. De huidige voorraden die in gevangenschap leven, lijken niet op de originele vis. Ik vermoed dat er zeer weinig echte afstammelingen van de originele regenboogvis uit Lake Eacham zijn. Er zouden nog enkele originele populaties kunnen zijn in Europa en Noord-Amerika die niet zijn besmet met de look-alikes zoals in de Australische hobby. Eieren werden naar Noord-Amerika en Europa gezonden in de jaren 1980 en 1990 waar populaties werden opgericht.

Of deze look-alikes nu wel of geen echte Melanotaenia eachamensis zijn, is een voortdurende discussie. Daarom moeten specifieke namen, gebaseerd op de vangstlocatie, gebruikt worden door liefhebbers van regenboogvissen om elke variant te identificeren. Als populaties geïdentificeerd moeten worden, zouden ze moeten worden verkocht en worden verspreid met een formulier met daarop de identificatie van de populatie tussen haakjes achter de naam, bijvoorbeeld Melanotaenia eachamensis (Dirran Creek).

 

Lake Eacham - © foto: Allan Travers

 

Literatuur

- Allen, G.R. and Cross, N.J. (1982). Rainbowfishes of Australia and Papua New Guinea. Angus and Robertson, Sydney.

- Allen, G.R. (1989). Lake Eacham rainbowfish rediscovered? Fishes of Sahul 5: 217-219.

- Allen, G.R. (1995). Rainbowfishes: In Nature and in the Aquarium. Tetra-Verlag, Melle.

- Barlow, C.G., Hogan, A.E. and Rogers, L.G. (1987). Implication of translocated fishes in the apparent extinction in the wild of the Lake Eacham rainbowfish, Melanotaenia eachamensis. Australian Journal of Marine and Freshwater Research 38: 897-902.

- Burrows, D. W. (2004) Translocated Fishes in Streams of the Wet Tropics Region, North Queensland: Distribution and Potential Impact. Cooperative Research Centre for Tropical Rainforest Ecology and Management. Rainforest CRC, Cairns (83pp).

- Crowley, L.E.L.M. and Ivantsoff, W. (1991). Genetic similarity among populations of rainbowfishes (Pisces: Melanotaeniidae) from Atherton Tableland, Northern Queensland. Ichthyological Exploration of Freshwaters 2, 129-137.

- Hurwood, D.A. and Hughes, J.M. (2001). Historical interdrainage dispersal of eastern rainbowfish from the Atherton Tableland, north-eastern Australia. Journal of Fish Biology 58: 1125-1136.

- McGuigan, K.L. (2000). An addition to the rainbowfish (Melanotaeniidae) fauna of north Queensland. Memoirs of the Queensland Museum 46: 647-655.

- McGuigan, K.L., Zhu, D., Allen, G.R. and Moritz, C. (2000). Phylogenetic relationships and historical biogeography of melanotaeniid fishes in Australia and New Guinea. Marine and Freshwater Research 51: 713-723.

- Moritz, C., Zhu, D. and Degnan, S. (1995). Evolutionary distinctiveness and conservation status of the Lake Eacham rainbowfish, Melanotaenia eachamensis. Final Report to Wet Tropics Management Authority, Department of Environment and Heritage. University of Queensland, St Lucia.

- Pusey, B.J., Bird, J., Kennard, M.J. and Arthington, A.H. (1997). Distribution of the Lake Eacham rainbowfish in the Wet Tropics region, north Queensland. Australian Journal of Zoology 45: 75-84.

- Pusey, B.J., Kennard, M.J. and Arthington, A.H. (2004). Freshwater Fishes of North-Eastern Australia. CSIRO Publishing, Victoria.

- Russell, D.J. (1987). Aspects of the limnology of tropical lakes in Queensland - with notes on their suitability for recreational fisheries. Proceedings of the Royal Society of Queensland 98: 83-91.

- Trenerry, M. and Werren, G. (1991). Fishes. Pages 104-107 In: Nix, H.A. and Switzer, M.A. (eds.). Rainforest Animals: Atlas of Vertebrates Endemic to Australia's Wet Tropics. Australian National Parks and Wildlife Service, Canberra. 112pp.

- Zhu, D., Degnan, S. and Moritz, C. (1998). Evolutionary distinctiveness and status of the Lake Eacham rainbowfish (Melanotaenia eachamensis). Conservation Biology 12: 80-93.

 

Bron: Home of the Rainbowfish
Auteur: Adrian R. Tappin
Vertaling: J. de Lange